Betrouwbaar, nauwkeurig en eerlijk. De kwaliteitseisen waaraan een makelaar moest voldoen, werden uitgebreid vastgesteld door de stedelijke overheid. In een verordening uit 1578 wordt exact voorgeschreven dat een goed makelaar betrouwbaar, nauwkeurig en eerlijk moet zijn. Hij moet geheimhouding betrachten ten aanzien van de opdrachten van zijn meesters en niet bij een koopman aanlopen die al van een andere makelaar is voorzien. Dit zijn eisen die tegenwoordig nog steeds aan een makelaar worden gesteld.
Makelaars verenigden zich dus al in de 17e eeuw in een gilde. Tijdens de Franse overheersing verdwenen echter die gilden. Het was in 1877 dat de makelaars een nieuwe vereniging oprichten die later de MVA ging heten. (Makelaarsvereniging Amsterdam). Een tweede vereniging uit het eind van de 19e eeuw is de NBM (Nederlandse Bond van Makelaars) en aan het eind van de jaren dertig van de twintigste eeuw is een derde organisatie ontstaan. Dit is de NBGM, Nederlandse Broederschap van Gediplomeerde Makelaars.
De drie organisaties hadden in de periode voor de Tweede Wereldoorlog bonje met elkaar. Het was dat vele en vele jaren verder, pas in 1984 dat door een samengaan van de NBM en de MVA de NVM is ontstaan, de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen. De NVM is dus de oudste Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen. Daarna zijn ook ontstaan de VBO en Vastgoed Pro. Het is belangrijk dat een makelaarskantoor is aangesloten bij een branche organisatie.
Eerste Nederlandse makelaar in 1284
In Nederland komt het eerste echte bewijs van het bestaan van het beroep makelaar uit het jaar 1284. In die periode gaf graaf Floris V de stad Dordrecht het recht om diverse makelaars aan te stellen. Dat recht werd zeven jaar later vastgelegd in een zogenaamde ‘keur’. Dit is een document dat nog tegenwoordig steeds bewaard wordt en te vinden is in het gemeentearchief van Dordrecht.
Makelaars waren destijds tussenpersonen die de kooplieden met elkaar in contact brachten. Ze handelden in die tijd in van alles en nog wat. Schepen, textiel, meubels, etenswaar enzovoort, enzovoort. Makelaars konden de kooplieden bij het beantwoorden van al hun vragen goed bijstaan.
Tot aan het eind van de 17e eeuw bemiddelde de makelaars dus bij allerlei soorten handelswaar. Des te meer handel er in de loop der jaren bijkwam, des te meer makelaars werden aangesteld.
Tegenwoordig is echter een makelaar verplicht om bij zijn titel ‘makelaar’ te melden op welk product hij of zij exact mag handelen. Denk aan een makelaar in onroerend goed.
In de 17e eeuw sloten de makelaars zich aan in een gilde. Ten eerste om er voor te zorgen dat ze de kwaliteit van hun werk konden garanderen. Daarnaast deden ze dit ook om zich te beschermen tegen de concurrentie van de andere bemiddelaar die niet door het stadsbestuur waren aangesteld. Het woord beunhaas is wellicht in deze tijd ontstaan.
Om een erkende makelaar van de zogenaamde beunhaas te differentiëren werd in het jaar 1636 bepaald dat de “echte” makelaars bij het sluiten van een koop, een stokje moesten laten zien waarop het wapen van hun stad was aangebracht. Deze makelaarsstokjes zijn tot laat in de 18e eeuw in gebruik gebleven. Deze stokjes worden tegenwoordig nog steeds uitgereikt bij jubilea van makelaars.